Oosterse sterhyacint - Scilla siberica
Aspergefamilie - Asparagaceae ; voorheen Leliefamilie - Liliaceaea |
Bijenplant, hommelplant, drachtplant. |
 |
Een bolgewas |
Bloeiperiode: maart-april |
Bloem: blauw, bloeiwijze een tros |
Blad: langwerpig |
Vrucht: een doosvrucht: |
Hoogte: 0,1-0,2m |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: vochtige, matig voedsel en humusrijke, min of meer open bodems; onder loofhout in tuinen, buitenplaatsen, stinzen; licht beschaduwd. |
Herkomst en verspreiding in Nederland: Zuidoost-Europa en aangrenzend Azië; in Nederland ingeburgerd in stinzentuinen. |
Toepassing: tuinen en zeer locaal in openbaar groen; tamelijk reproductief op open plaatsen. |
Beheer: Op opengehouden bodem houdt de deze soort goed stand. Dat betekent dus verruiging en dichte vergrassing tegen gaan of in beplantingen de lichtomstandigheden zodanig regelen dat door beschaduwing de groei van concurrerende planten wordt beperkt. |
Wilde bijen: zandbijen (Andrena bicolor) en roze metelsbij (Osmia rufa), gehoornde metselbij (O. curnuta). |
Dracht: nectar en blauw stuifmeel. Indicatie voor dracht. Code 5 (in ieder geval op plekken waar bijenvolken in de buurt (100 - 500m ) aanwezig zijn. |
|
Oosterse sterhyacint -Scilla siberica |
 |
|
Oosterse sterhyacint in Sneek |
 |
|
Oosterse sterrhyacint met honingbij en blauw stuifmeel |
 |
|
Honingbij |
 |
|